Het kostte Dafne Schippers in 2017 meer moeite afscheid te nemen van haar coach, dan voor de tweede keer wereldkampioen op de 200 meter te worden.Vanwege de absentie van twee concurrentes een gedevalueerde titel? Geenszins, vindt de sprintster. Wie er niet is, telt niet mee.
Met haar nieuwe maatje, de hond Sammie, vredig aan haar voeten gromt Dafne Schippers nog wat na over de Olympische Spelen in Rio de Janeiro. Nee, die waren niet in 2017, het jaar waarin de sprintster succesvol was met een herhaling van haar wereldtitel op de 200 meter, maar in 2016, het jaar waarin veel misging, maar wel de grondslag lag voor een trainerswissel en een opgefrist sportleven. 2016 was een rotjaar, maar wel één waarop de 25-jarige atlete teruggrijpt om de veranderingen te duiden. En om haar krachtbron te onderstrepen: „In dat jaar kwam mijn enorme vechtersmentaliteit naar boven.”
Terwijl Sammie, een wollige Australian-shepherdpup, veelvuldig de aandacht trekt en zich gretig laat aaien door passerende gasten van het horeca-etablissement in Schippers’ nieuwe woonplaats Oosterbeek, wil de sprintster benadrukken dat talent alleen haar niet aan medailles heeft geholpen. Daarvoor was een nieuwe coach nodig. Maar de motor van haar bovengemiddelde beenritme bleef haar solide geest, waaruit die relaxte wedstrijdhouding in combinatie met haar onblusbare strijdlust voortvloeit. Schippers loop je niet zomaar voorbij; wat denken haar concurrenten wel?
In Rio de Janeiro heeft Schippers een wonder verricht, vindt ze zelf. Omdat medici en fysio’s haar vanwege een spierscheurtje in de lies 10 procent kans op een start gaven. „Die 10 procent pak ik”, sprak ze. Zes runs en vele frustraties verder bezat de atlete niet de verlangde gouden medaille, maar zilver – op de 200 meter. In retrospectief: „Weet je wat het betekende om gehavend tegen meiden in topvorm te lopen? Dat was mentaal heel pittig. Maar hoe zwaarder de omstandigheden, des te harder ik ga vechten. Jeetje, ik heb het gewoon geflikt, dacht ik.”
Dat bleek niet uit haar primaire reactie na afloop van die 200-meterrace, toen Schippers haar spikes woedend tegen de grond smeet. „Op dat moment kwam alles naar boven wat ik had weggestopt”, verklaart de atlete zich nader. „Ik kon niet de hele dag bij pijn blijven stilstaan. Blokken, blokken en nog meer blokken was het enige dat ik kon doen. Nou, dan komt die opgebouwde frustratie er wel uit.”
De olympische desillusie werkte lang door bij Schippers, normaliter iemand die de realiteit snel omarmt. Door haar hoofd spookten vele gedachten, met één constante: het moet anders, met een nieuwe trainer. De keus was niet moeilijk. Schippers besloot Bart Bennema na acht jaar in te ruilen voor de Amerikaan Rana Reider, die al haar adviseur was. Zijn sprintkennis oversteeg die van Bennema, oordeelde Schippers. Met hem wilde ze verder.
Maar hoe vertel ik dat Bart, maalde door haar hoofd. Dat deed ze niet rechtstreeks, maar door hem in deeltijd met Reider te laten trainen. Geen goed idee, leerde de praktijk. De dominantie van Reider en karakterologische verschillen maakten Bennema dusdanig overbodig, dat hij na drie maanden zelf opstapte.
Durfde Schippers de confrontatie niet aan? Daar komt het wel op neer. Hoewel ‘durven’ niet het juiste woord is, zwakt ze af. „Ik ben gewoon niet goed in keuzes maken. Het was heel moeilijk en spannend hem na acht jaar te zeggen: het is klaar. Ik heb vanaf de puberteit tot en met mijn 24ste met Bart gewerkt. Je hebt ook een persoonlijke band. We bespraken ook privézaken. Ja, ik heb dit jaar dan wel de relatie met mijn vriend uitgemaakt, maar die met een coach is toch even anders.”
Voor de sprint moet je dieper gaan
Maar waarom Reider, een coach met een diametraal andere aanpak? Was dat niet risicovol? Nee, riposteert Schippers, „omdat we al samenwerkten. Als meerkampcoach is Bart veelzijdig, maar voor de sprint moet je dieper gaan, dan gaat het om elke centimeter. Voor een meerkamp volstaat soms 90 procent, maar de sprint, vraagt altijd 100 procent. Rana heeft zoveel meer kennis van de sprint; daar had ik behoefte aan. Ik was bovendien toe aan een trainer met een andere visie.”
Naast een volledige andere seizoensopbouw was de grootste wijziging de toegenomen krachttraining, wat bij Schippers tot een geblokt postuur leidde. Volgens critici ging de extra kracht ten koste van haar snelheid, een gevoel dat zij aanvankelijk deelde, omdat de resultaten in het voorseizoen achterbleven bij de verwachtingen. „Ik vroeg weleens: ‘Ja maar, Rana, wanneer komt het dan?’ Zijn antwoord was altijd: ‘Het WK in Londen.’ Daar moest ik me bij neerleggen. Ik kon weinig anders dan hem vertrouwen.”
Zeker zo belangrijk als de sportieve klik ervaart Schippers de sterke persoonlijke band met haar nieuwe coach. Ze hebben fijne gesprekken, wat ze best bijzonder vindt voor twee redelijk gesloten karakters. „Ik ben niet iemand die veel deelt, maar Rana vertrouw ik. Ik ben geen makkelijke prater en hij is geen makkelijke prater en toch kunnen wij goed met elkaar praten. We begrijpen elkaar.”
Maar is er dan geen taalbarrière? Schippers blinkt niet uit in Engels, wat haar op internationale persconferenties nog weleens in de weg zit. Nee, ze voelt dat niet als een obstakel. „En als ik hem niet begrijp, zeg ik dat gewoon, zo van: ik heb geen idee waarover je het hebt. Ik praat de hele dag Engels, dat scheelt, met Rana, maar ook met mijn Engelse trainingsmaatje Desirèe Henry. Ik begrijp Rana beter dan dat ik zaken kan verwoorden. Het verstaan gaat me makkelijker af dan het spreken. Maar het gaat langzaam beter. Ik merk zelfs dat ik moet terugschakelen als ik weer overstap op het Nederlands.”
Waar was de tweede versnelling?
Schippers’ wereldtitel op de 200 meter en haar bronzen medaille op de 100 meter bij de WK in Londen verdreven haar oorspronkelijke scepsis over Reiders aanpak. Twee prachtige prestaties, conform de doelstellingen, wat wil een mens nog meer? Nou, die fameuze tweede versnelling terug, waarmee Schipper twee jaar eerder op de WK in Beijing de wereldtitel won in die fabuleuze 21,63 seconden, de derde tijd ooit op de 200 meter. Die ontspannen versnelling op de laatste 50 meter leek verdwenen. De souplesse waarmee Schippers destijds liep, heeft ogenschijnlijk plaatsgemaakt voor stoempen.
Ja, wat zou de sprintster graag haar grote wapen terugkrijgen. Ze hoopt het nieuwe jaar, omdat haar metamorfose tot nieuwe sprintster dan voltooid moet worden. Dit jaar was het nog work in progress. „Je begint met de start en van daaruit bouw je de race op”, expliceert Schippers. „Dit jaar heb ik veel geïnvesteerd in de eerste 30, 40 meter. Zo werk ik verder: van 40 naar 50, van 50 naar 60, van 60 naar 80, tot de 100 meter. Op de 200 meter volg ik een soortgelijke opbouw. Je kunt niet alle stappen tegelijk maken. Op de 200 meter in Londen hebben we voor een tactische race gekozen. Vooral vanwege Shaunae Miller van de Bahama’s, die als 400-meterspecialiste laat op gang komt. Daarom kozen we voor een snelle 150 meter, daar moest ik het verschil maken. Als ik had gewacht met mijn versnelling vanaf 150 meter was ik waarschijnlijk verslagen. Besef ook dat de omstandigheden van die toptijd in Beijing ideaal waren: snelle baan met warm weer. In Londen is de baan traag en was het nat.”
Schippers’ wereldtitel op de 200 meter had iets minder glans vanwege de absentie van de Jamaicaanse olympisch kampioene Elaine Thompson en de Amerikaanse Tori Bowie, die daarvoor wereldkampioen op de 100 meter was geworden. Maar van een devaluatie wil Schippers niets weten. Wie er niet is, telt niet mee, redeneert ze. „Trouwens, op de 100 meter maakte Thompson geen indruk”, roept Schippers in herinnering. „En dat Bowie na haar titel op de 100 meter wegbleef van de 200 meter, daar snapte ik helemaal niks van. Waarschijnlijk heeft ze gedacht: ik heb een medaille, op de 200 meter kan het alleen maar minder worden. Ik denk dat ik haar had kunnen pakken. Ik kijk nooit naar de namen die ontbreken; ik hoop altijd dat iedereen meedoet. Ik heb bewezen te kunnen pieken op momenten dat het voor mij lastig is.”
De oprakeling van een malloot
Ach, dat gemiezemuis laat Schippers koud. Welke sprintster is viervoudig Europees en tweevoudig wereldkampioen en bezit ook olympisch zilver? En deze week werd ze voor de tweede keer tot Sportvrouw van het Jaar gekozen. Ze bedoelt maar. En geheel clean gelopen, hè, wat voormalig hockey-international Jacques Brinkman als columnist ook allemaal mag suggereren. Schippers heeft zich even heel kwaad gemaakt over zijn schrijfsels, er een venijnige tweet tegenaan gegooid, om vervolgens over te gaan tot de orde van de dag. Maar nog steeds getergd: „Buiten deze oprakeling van een malloot, vind ik dat de link met doping steeds minder gelegd wordt. Omdat ik steeds langer bewijs op eigen kracht te lopen.”
Eigenlijk negeert ze het liefst Brinkman – „de man die er niks van snapt, al helemaal niet van atletiek”. Een tikje moedeloos: „Weet je, deze discussie voer ik al zo lang. Wat kan ik meer doen dan meewerken aan dopingcontroles? Ik word zeker 50 keer per jaar getest, nationaal en internationaal. En wat kan ik nog meer zeggen dan: ik gebruik niet? Ik heb de pech dat mijn Europese voorgangers niet de braafsten zijn geweest. En dan heb je al gauw het stempel: waarom zij dan niet? Ik kan alleen maar hard trainen en aantonen dan ik bij de top hoor. Op mijn tegenstanders heb ik geen invloed. Ik hoop dat ze schoon zijn. Zo niet, dan moeten ze gestraft worden, zo simpel is het.”
Voor het grote geld hoeft Schippers geen domme dingen te doen, vindt ze. Omdat ze niet om geld geeft. Ze heeft het goed, vindt het fijn dat ze in een (gesponsorde) Porsche rijdt en een huis heeft kunnen kopen in Oosterbeek – „vanwege de hond nabij het bos” – maar verder ziet de atlete geld als een hulpmiddel om leuk te leven. Maar bij contractonderhandelingen stelt Schippers zich hard op, dat wel. Haar verklaring: „Geld is niet belangrijk, maar als het kan, kan het, zo is het wel.”
De toekomst? Dat is voor Schippers 2018, veel verder vooruit kijkt ze niet. Over de vraag hoe lang ze nog wil lopen, denkt ze weleens na, maar zonder een scherpe finish voor ogen te hebben. De Olympische Spelen van Tokio in 2020 zijn een doel, vanwege die ontbrekende gouden medaille. Dat verlangen zit verankerd in haar hoofd: „Ik heb goud op de EK en goud op de WK. Nu nog goud op de Spelen, dan heb ik alles gehaald.”
Bron: NRC