
Met nog een week te gaan voordat de stembus van de Sportprijs Utrecht sluit is het hoog tijd om nader kennis te maken met de verschillende genomineerden. Verslaggever Pim van Esschoten ging op pad en voelde ze stuk voor stuk aan de tand. In deze tweede serie verhalen over de genomineerden van de Sportprijs Utrecht aandacht voor twee kandidaten voor de titel Sportvrijwilliger Utrecht 2015.
Hans Galesloot
De vliegende keep van De Halter
Zo bijzonder vindt Hans Galesloot (49) het zelf niet. Hij is nu eenmaal een mens van ‘wie goed doet, wie goed ontmoet’ en van ‘ik kijk om me heen en ik kijk vooruit’. Logisch dus dat hij in september aan de lijn hing bij sportwethouder Paulus Jansen. De vluchtelingen in de Jaarbeurs konden wel douchen bij De Halter. “Ik wist dat ze bij de Jaarbeurs geen douches hebben. Wij wel. En weet je, we zitten in een gemeentelijk gebouw en onze drie combinatiefunctionarissen worden ook betaald door de overheid.”
Die douches bleken al geregeld. Wel kwamen groepjes vluchtelingen een uurtje sporten op zaterdag in het clubgebouw nabij de Jaarbeurs. Het mooie van het gebaar zit vooral in de vanzelfsprekendheid. Het past bij de krachtsportvereniging die zo’n tien jaar geleden al de deuren van De Oude Veiling opende voor de bewoners van de nieuwe woningen rond het Heycopplein. En de club doet zoveel meer, het is teveel om op te noemen. Van het ‘groeien door stoeien’ voor basisscholen tot buurtfitness voor senioren. En vergeet het Eastern Wrestling Tournament niet. De Halter bloeit. Het resultaat van alle inspanningen is dat Utrecht volgens Galesloot nu meer worstelaars kent dan judoka’s.
Bij die vele activiteiten speelt hij een voortrekkersrol. De man van ideeën en visie, die kansen ziet en grijpt deze. “Ik heb geen bestuursfunctie, ben vrijer dan een vliegende keep. Maar het bestuur fluit me ook wel eens terug. Nu even niet, Hans. Dit gaat te ver.”
Er was ook triest nieuws in 2015 voor De Halter, met het overlijden van Loek Alflen en Nol Kooijmans. De dood van erevoorzitter Kooijmans roert hem nog altijd. “Hij bokste het voor elkaar dat ons clubgebouw kon blijven in de nieuwe wijk. Dat was zo essentieel in de ontwikkeling van de club.”
Enkele uren na het trieste bericht in de nacht van 10 op 11 september veroverde Jessica Blaszka – opgeleid in Landgraaf, trainend in Zweden, maar actief bij De Halter – brons op het WK in Las Vegas. Als eerste Nederlandse worstelaarster ooit plaatste ze zich daarmee voor de Olympische Spelen. Galesloot: “Een prestatie vergelijkbaar met die van Dafne Schippers.”
Bart Merkus
Een staaltje van ongekende clubtrouw
In het clubgebouw van Zwaluwen Utrecht 1911 hangt een kleine eregalerij met foto’s van voetballers als Jan Wouters, Mark Verkuyl, Willy Carbo, Rob de Wit. “Ik heb Jan Wouters nog een half jaar getraind,” vertelt Bart Merkus. “Een felle hoor. Toen we verloren tijdens een toernooi bij Zwaluwen hadden, aan de overkant, liep Jan huilend van het veld.”
Het waren de gouden jaren van de VV Utrecht, dik in de vorige eeuw. Spelers van Utrecht schopten het tot prof en zelfs Oranje. “Als club hebben we er weinig aan gehad, maar voor die jongens was het natuurlijk fantastisch.”
Bart Merkus heeft het allemaal meegemaakt. Hij is nu 78 en daarmee al 68 jaar lid. “Je mocht in die tijd pas lid worden als je twaalf was. Ik was wat langer en mocht op mijn tiende al meedoen. Stiekem dan.” Achttien jaar speelde hij in het eerste, pas op zijn 52ste stopte Merkus. “Mijn knie hield er mee op en ik ben gaan fluiten. Dat doe ik nog. De jeugd dan, want senioren… Je doet het nooit goed.”
Al zestig jaar is hij vrijwilliger bij zijn club. Een staaltje van clubtrouw zonder weerga. Voorzitter, secretaris, trainer, barman, materiaalman, scheidsrechter, gastheer; wat heeft Bart Merkus in al die jaren niet bij Utrecht en later, na de fusie, Zwaluwen Utrecht 1911 gedaan? “Penningmeester,’ zegt hij. ‘Dat beheerste ik niet.”
Ook nu nog is hij actief. Behalve scheidsrechter, haalt hij wekelijks oud papier op en is hij elke vrijdag in de weer op het complex. Onderhoud van de velden, schoonmaken, lijnen trekken. Het laat zich raden waar het clubje van een man of vijf dan vaak over praten. Over vroeger. Over de tijd dat er op het complex nog geen kantine stond en het clubleven zich in cafés in de binnenstad afspeelde, over dat jaar dat Piet Kraak trainer was en Utrecht ongeslagen kampioen werd, over de rijwielzaak van Sander Koppen aan de Lange Jufferstraat waar veel leden overdag even binnenwipten.
De club is zijn leven. Zijn drie kinderen groeiden er op en nu staat hij bij zijn kleinkinderen langs de lijn, als hij niet de scheidsrechter is. “Ik vind het nog altijd hartstikke leuk.” Toch is er ook dat gemis sinds zijn vrouw vorig jaar overleed. “Ze heeft hier 35 jaar in de keuken gestaan… Bep is nog benoemd tot Lid van Verdienste. Ze was geen eens lid, nooit geweest.”